VREEMDE VOGELS
Op mijn dagelijkse ochtendwandeling door de Oudorperpolder word ik sinds kort vergast op concerterende weidevogels. De kievit en de grutto zijn terug en overstemmen de baltsende futen, waterhoenen, meerkoeten en ganzen. Maar daar wil ik het nu niet over hebben. Het gaat me om de vreemde vogels die ik soms tegen het lijf loop. Duistere figuren, mensen die zwervend hun heil zoeken in open veld en onder bruggen. Het zwerversleven had ooit een romantische bijklank vooral dankzij de televisieserie “Swiebertje”. Wat mij betreft werd de volkszwerver overklast door ons eigen dorpsfenomeen, de straatmuzikant Cochius. Hij kwam uit een welgestelde familie en woonde in de villa van zijn ouders tot hij besloot zijn leven een wending te geven. Zijn dwarsfluit bracht hem tot een bestaan als straatmuzikant en hij sloot zich aan bij de provobeweging. Jeugdige leden namen bezit van zijn huis wat als snel veranderde in een ruïne waarna Cochius ook ’s nachts op straat stond. Hij bezat weliswaar een vermogen maar leefde als een zwerver. Volgens de overlevering woonde hij in een hol op de hei en waste hij zich nooit. Zijn vette piekhaar en pluizige baard bevestigen het beeld. Iedere dag trok hij er met zijn fluit op uit en bracht vrolijke riedeltjes ten gehore. Hij verkondigde het Cochisme; muziek gecombineerd met voordracht of cochichten zoals hij dat noemde. Op een avond trof ik hem in de trein waar hij amuseerde met zijn muziek. Plotseling pakte hij een stapel platen en bood ze te koop aan. Ik heb er een gekocht maar nooit goed beluisterd jammergenoeg. De straatmuzikant was alles behalve een zwerver begreep ik later want hij woonde gewoon in een huurhuis. Met zijn optredens verwierf hij publieke bekendheid en hij trad op met bands als Golden Earring, Canned Heat en Jethro Tull. De zwerver uit mijn jeugd was een activist die vocht voor de vrijheid van straatmuzikanten. In het talud naast het viaduct van de Nollenweg is een trap uitgegraven. Eronder is ruim slaapgelegenheid waaruit soms een tragische figuur tevoorschijn komt. Langs de Schermerdijk is een zitplek ontstaan waar een in doeken gewikkelde vrouw de dag doorbrengt. In plaats van de prikkeling van fantasie en dromerige romantiek roept het de sombere gedachte op dat deze mensen naar de randen van de samenleving geduwd worden. Gelukkig is het comfort van de lente aangebroken een gedeelde en kosteloze weldaad die mijn schaamte iets verzacht.
Leen