Sofie en Mick zijn twee kinderen uit Oudorp die van alles beleven. Leuk voor ouders of grootouders om voor te lezen aan hun kinderen of kleinkinderen

Voorleesplezier met Mick en Sofie 8

EINDELIJK VISSEN!

‘Mick, schiet nou eens op!’ Sofie staat bij Mick voor de deur ongeduldig van haar ene been op het andere te wippen. Naast haar staan haar hengel, een klapkrukje en een kleine koelbox. ‘Ja, ja, ik kom al!’ roept Mick. Met een rood aangelopen hoofd holt hij naar Sofie toe. ‘Ik heb in de tuin nog snel wat wormen gezocht, dan bijten de vissen beter!’

Met al hun spullen lopen Mick en Sofie naar het Zwijnsmeertje. ‘Nu zal ik je eens laten zien hoe je moet vissen. Pak je hengel maar’, zegt Mick. Sofie pakt haar hengel. ‘Dit is de dobber,’ wijst hij aan. ‘Als een vis aan de worm gaat knabbelen zie je de dobber bewegen of zelfs onder water gaan en dan weet je dat er een vis aan je haakje zit. Kijk, aan het haakje doen we nu een worm.’

‘Blèh,’ zegt Sofie. ‘Die worm is heel glibberig!’ Toch prikt ze heel voorzichtig de worm aan het haakje. ‘Goed gedaan,’ zegt Mick. ‘Nu houd je de hengel bij het uiteinde vast, laat de punt naar achteren wijzen en dan gooi je met een zwiep het haakje en de dobber naar voren in het water.’ Met een grote zwaai doet Mick het voor en de dobber en het haakje vliegen door de lucht waarna zij een paar meter verder in het water terecht komen. De dobber blijft drijven maar het haakje verdwijnt onder water.

Voorzichtig doet Sofie haar hengel naar achteren en geeft een zwiepje. De dobber valt vlak voor haar voeten in het water. ‘Dat is niet ver genoeg,’ zegt Mick. ‘Met het draaiwieltje kun je de dobber en het haakje weer binnen halen en dan probeer je het gewoon nog een keer.’

Sofie draait aan het wieltje en tilt de dobber uit het water. Weer doet ze haar hengel naar achteren maar nu maakt ze een flinke zwiep. ‘Ja, roept ze!’ Haar dobber ligt naast die van Mick. ‘En nu gaan we wachten,’ zegt Mick met een grijns. Ze pakken hun krukjes en gaan er lekker bij zitten. ‘Wil je wat drinken?’ vraagt Sofie terwijl ze uit de koelbox twee pakjes chocomel pakt. ‘Lekker,’ zegt Mick. ‘Wat een lieve moeder heb je toch!’

Rustig drinken ze hun chocomel. ‘Kijk, kijk!’ roept Sofie ineens! ‘Mijn dobber gaat steeds onder!’ Mick springt overeind. ‘Je hebt beet! Ga staan, vlug!’ Sofie schiet overeind. ‘Draaien,’ wijst Mick. ‘Niet te snel!’ Sofie draait rustig aan het wieltje en ze zien dat de visdraad helemaal strak komt te staan. ‘Dat is geen kleintje,’ roept Mick. Langzaam komt de lijn uit het water met een vis van zeker twintig centimeter er aan! ‘Wauw,’ roepen Mick en Sofie in koor. ‘Pak hem maar,’ zegt Mick. Sofie kijkt naar de vis die met zijn lip aan het haakje vast zit. Nu ze die vis van dichtbij ziet vindt ze het toch wel een beetje eng.

Ineens moet ze denken aan het moment waarop ze een tijdje geleden met Mick op de trap stond naar de zolder om de hengel te gaan zoeken op. Mick schrok toen erg van Moortje. Ze had toen hard gelachen en Mick een watje genoemd… Snel pakt ze de vis beet en haalt voorzichtig het haakje uit zijn bek. Mick geeft haar een stoot met zijn ellenboog. ‘Goed gedaan hé! Geen watje hoor!’ Samen moeten ze heel hard lachen. Voorzichtig laat Sofie het visje in het water glijden. ‘Pfff, toch spannender dan gedacht hoor!’ Nu hebben we wel wat lekkers verdiend. Ze legt de hengel naast zich neer en met een grote koek wachten ze tot ook Micks dobber onder zal gaan.